Inspraak en participatie

Onderwijswoordenlijst

In ons onderwijsbeleid worden al eens moeilijke woorden of heel specifieke begrippen gebruikt. Onze woordenlijst wijst je de weg!

ONDERWIJSWOORDEN

Academiejaar

Een schooljaar aan een universiteit of hogeschool.

Advies

Raad om iets te doen, die aan bijvoorbeeld de minister gegeven wordt (in naam van een groep mensen). Een advies kan je vertellen of schrijven. (zie ook standpunt)

Anderstalige nieuwkomer

Leerling die kort geleden in België kwam wonen, geen Belgische nationaliteit heeft en een andere taal heeft dan het Nederlands. Een aantal scholen hebben een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers (OKAN).

Atheneum

Een school van de stad of van het GO!, het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Een Koninklijk Atheneum (KA) heeft enkel aso-richtingen, een Koninklijk Technisch Atheneum (KTA) ook bso en tso.

Autonome school

Een school met één onderwijsniveau. Als een school bijvoorbeeld enkel een eerste graad (eerste en tweede jaar van het secundair) heeft, spreekt men van een autonome middenschool. Bestaan ook: autonome kleuterscholen, autonome lagere scholen.

Bachelor

Een diploma na minimum 3 jaar geslaagde studies in het hoger onderwijs (aan een hogeschool of een universiteit). Er bestaan twee soorten: een professionele bachelor en een academische bachelor, afhankelijk van de opleiding die de student volgt.

Basisonderwijs

Woord voor kleuteronderwijs en lager onderwijs samen.

Beleid

Alles wat je doet, wanneer en waar je dat gaat doen en hoeveel centen je daar aan uitgeeft. Het onderwijsbeleid is alle plannen die de minister van onderwijs wil realiseren.

Beleidsvoerend vermogen

Ook scholen voeren beleid. Een school moet goed nadenken over haar werking. De manier waarop scholen ertoe in staat zijn om dat op een zelfstandige, doordachte, participatieve manier te doen en zo alle aspecten van het schoolgebeuren goed op elkaar afstemmen, gaat over beleidsvoerend vermogen. Voor de Scholierenkoepel is het belangrijk dat iedereen bij het nadenken over het schoolbeleid betrokken wordt. Een goed beleid, is een gedragen beleid. Dan heeft een school een sterk beleidsvoerend vermogen.

Bijzonder onderwijs

Onderwijs voor leerlingen die tijdelijk of voor altijd hulp en zorg nodig hebben. Redenen zijn een verstandelijke of lichamelijke handicap, gedragsproblemen, emotionele problemen, ziekte die lang duurt … Officieel heet dit onderwijs buitengewoon secundair onderwijs (buso). (zie ook M-decreet)

Bissen

Een studiejaar overdoen. Woorden die hetzelfde betekenen: zittenblijven, dubbelen.

Brede school

Een samenwerkingsverband tussen een school en organisaties of verenigingen uit de buurt of stad. Ze werken samen projecten uit die de ten goede komt of delen samen (school)gebouwen.

Centrum voor Leerlingenbegeleiding

Afgekort CLB. Een dienst waar leerlingen, ouders en leerkrachten terecht kunnen voor informatie, hulp en begeleiding. Het CLB doet het medisch onderzoek, helpt je met leren en studeren, het kiezen van een studierichting die bij je past en als je persoonlijke problemen hebt.

CIPO

Context, input, proces, output. Vier onderdelen die een beeld geven van een school. Je kan het CIPO-model gebruiken als instrument om aan kwaliteitsontwikkeling en -borging te doet.

Comenius

Een Europees project waarbij scholieren een deel van het schooljaar in een buitenlandse school les kunnen volgen. In het hoger onderwijs heet dit Erasmus.

Commissie

Een groep van mensen met een bepaalde taak die zij samen proberen uit te voeren. Een commissie werkt altijd binnen een grotere organisatie en het is die organisatie die een commissie opricht en afvoert. Bv. een commissie binnen de Scholierenkoepel, de Vlaamse Onderwijsraad, het parlement.

Commissie zorgvuldig bestuur

Klachtencommissie voor het onderwijs in Vlaanderen. Je kan hier klacht indienen als de school zich niet houdt aan de wet rond kosteloosheid, eerlijke concurrentie, participatie, reclame en sponsoring, verbod op politieke activiteiten en handelsactiviteiten.

Commissie voor Leerlingenrechten

Klachtencommissie voor het onderwijs in Vlaanderen. Je kan hier klacht indienen als de school van jouw keuze je inschrijving weigert of niet correct behandeld.

Competenties

Alles wat je moet kennen en kunnen (en hoe je moet zijn) om je diploma te kunnen behalen. Zodat je op een goede manier kan gaan werken of verder studeren.

Concentratieschool

Een school met een grote groep leerlingen met dezelfde achtergrond (bv. méér dan het gemiddeld aantal leerlingen in armoede, méér dan het gemiddeld aantal leerlingen met ouders geboren in België). In de media wordt ‘concentratieschool’ vaak gebruikt voor scholen met een grote groep leerlingen met een migratieachtergrond.

Curriculum

Alle lesinhouden die je moet leren. Wat jouw curriculum is, hangt af van welke vakken je volgt.

Decreet

Een Vlaamse wet. Omdat onderwijs op Vlaams (en niet op Belgisch) niveau geregeld wordt, spreken we niet van onderwijswetten, maar van onderwijsdecreten.

Deeltijds kunstonderwijs

Afgekort: DKO. Lessen die je op een weekavond, woensdagnamiddag of zaterdag kan volgen aan een academie of conservatorium. Er zijn vier studierichtingen: dans, muziek, woordkunst en visuele kunsten. Het is er voor kinderen (vanaf 5 jaar), jongeren en volwassenen.

Detachering

Situatie waarbij een leerkracht voor één of meer schooljaren een functie heeft buiten de school, bijvoorbeeld bij de Scholierenkoepel. Na de detachering keert de leerkracht terug naar school en geeft hij opnieuw les.

Departement

Een deel van het ministerie. Deze mensen (ambtenaren) bereiden het beleid van de minister voor. (zie beleid)

Didactiek

Didactiek gaat over de manier waarop een leerkracht kennis, vaardigheden en attitudes aanleert aan leerlingen en welke middelen gebruikt kunnen worden om het leren te ondersteunen. De leerkracht houdt daarbij rekening met de manier waarop de jongeren het beste leren en hoe dat leerproces het beste geëvalueerd kan worden.

Differentiëren

Onderwijs afstemmen op de verschillen tussen leerlingen. Leerlingen krijgen de leerstof en opdrachten dan volgens hun eigen interesses en mogelijkheden en volgens hun manier van leren en werken aangeboden.

Eindtermen

Het minimum dat je moet kennen en kunnen om een diploma (bv. diploma secundair onderwijs) te kunnen krijgen. De eindtermen worden bepaald door de onderwijsminister en het Vlaams Parlement. De school moet zorgen dat de leerlingen de eindtermen halen.

Ervaringsgericht onderwijs

Deze methode van lesgeven gaat er vanuit dat leerlingen het meeste leren uit wat ze doen en meemaken. De leerkracht blikt na de activiteit samen met de leerlingen terug op wat er gebeurd is en bekijkt wat ze hieruit geleerd hebben.

Examencommissie

Een dienst bij het ministerie van onderwijs die examens organiseert voor iedereen die om één of andere reden geen diploma (of getuigschrift) heeft behaald op school. Je leert thuis de leerstof en maakt dan bij de examencommissie de examens.

Finaliteit

Ander woord voor het einddoel van een richting. Sommige richtingen hebben een "arbeidsmarktfinaliteit": zij bereiden voor op het werkleven. Andere richtingen hebben een "doorstroomfinaliteit": zij bereiden voor op het hoger onderwijs. Je hebt ook richtingen met "dubbele finaliteit" die de beiden combineren.

GOK (Gelijke Onderwijskansen)

GOK gaat over maatregelen die de overheid neemt om in te zetten op gelijke kansen voor alle leerlingen. Dat kan gaan over extra middelen, ondersteuning of begeleiding voor scholen met leerlingen uit risicogroepen. Dat zijn bijvoorbeeld leerlingen die thuis geen Nederlands spreken, leerlingen die geen vaste verblijfsplaats hebben, leerlingen die niet thuis wonen, leerlingen uit gezinnen die leven van een vervangingsinkomen … Hoe meer risicoleerlingen een school telt hoe meer financiële ondersteuning een school kan krijgen. In de praktijk komt dat neer op een leerkracht met extra uren om te werken aan gelijke onderwijskansen. Die leerkracht kan dan extra inzetten op taalvaardigheid, schoolloopbaanbegeleiding, ondersteuning in geval van een leerachterstand …

Graadklas

Twee opeenvolgende leerjaren samen in één klas.

Guimardstraat

Straat waar het hoofdkwartier ligt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen (koepel van de katholieke scholen) ligt. De naam wordt vaak gebruikt als synoniem voor het Katholiek Onderwijs.

Immersieonderwijs

Immersie betekent letterlijk ‘onderdompeling’. Bij immersieonderwijs worden bepaalde vakken in een andere taal dan de officiële taal gegeven. Leerlingen worden tijdens de les in de klas dus ondergedompeld in een vreemde taal. Wordt ook wel eens benoemd met de Engelstalige afkorting "CLIL" (Content and Language Integrated Learning)

Inclusief onderwijs

Onderwijs waarbij gewone scholen openstaan voor àlle leerlingen, dus ook voor hoogbegaafden, leerlingen met leermoeilijkheden, een handicap. Een inclusieve school past dingen aan, aan klassen, het lesgeven of de vakken. Zo kan een leerling die anders in het buitengewoon onderwijs zou zitten, toch naar een gewone school gaan. Zo’n leerling noemen ze wel eens een ‘inclusieleerling’.

Inrichtende macht

Ander woord voor schoolbestuur. De inrichtende macht (een vzw, de stad, de provincie of de Vlaamse Gemeenschap) richt scholen op, werkt het pedagogisch project uit waarbinnen de school zijn lessen en de schoolwerking organiseert. (zie ook pedagogisch project)

Inschrijvingsrecht

Vlaamse wet die leerlingen het recht geeft om zich in te schrijven in een school en vestigingsplaats naar keuze. (zie decreet)

Kabinet

De groep medewerkers en adviseurs van een minister. Elke minister heeft er één.

Klassenraad

Een vergadering van de leerkrachten die lesgeven in dezelfde klas van een secundaire school. Ook de directeur is op de bijeenkomst van de klassenraad. Op het einde van het schooljaar beslist de klassenraad of je al dan niet slaagt. Het is de deliberatie.

Leerplan

Een overzicht van de leerstof van een vak. In het leerplan staan de eindtermen uitgewerkt die je op het einde van elke graad moet behalen. Ofwel stelt de inrichtende macht van je school zelf een leerplan op, ofwel volgt je school het leerplan van een onderwijskoepel. (zie ook: eindtermen, inrichtende macht, onderwijskoepel, onderwijsnet)

Levensbeschouwelijk vak

In een school van de stad, de provincie of het GO! kunnen de leerlingen kiezen tussen zedenleer of godsdienst (anglicaans, islamitisch, joods, katholiek, orthodox, protestants). Ze kunnen ook vragen om het vak niet te moeten volgen en tijdens die twee lesuren aan de eigen (godsdienstige) overtuiging te mogen werken, bv. Jehova’s Getuigen.

Levenslang leren

Leren start bij de geboorte en stopt nooit.

Lokaal overlegplatform

Afgekort: LOP. Een vergadering in een aantal gemeenten en steden over de gelijke onderwijskansen en het inschrijvingsrecht van de leerlingen. In sommige gemeentes doet het LOP ook nog andere zaken. De scholen en CLB’s overleggen er met de vertegenwoordigers van de leerlingen, ouders, leerkrachten, verenigingen van kansarmen, allochtone groepen, onthaalbureau’s voor nieuwkomers en andere organisaties. Er zijn LOP’s voor het basisonderwijs en voor het secundair onderwijs. Het LOP bemiddelt als een school je niet wil inschrijven.

M-decreet

Een Vlaamse wet die ervoor moet zorgen dat er meer leerlingen met een beperking in het gewoon onderwijs terecht kunnen. Scholen moeten zorgen dat leerlingen met een handicap niet uitgesloten worden uit ons onderwijs en ook naar een gewone school kunnen als ze dat willen. De wet kwam er na een verdrag van de Verenigde Naties. (zie ook inclusief onderwijs)

Maatschappelijke vorming

Afgekort: MAVO. Vak in het secundair onderwijs. Komt voor in de B-klas en het Beroepsvoorbereidend leerjaar. De lessen gaan over geschiedenis, aardrijkskunde en maatschappijleer. In de 2e en 3e graad bso wordt het vak vervangen door Project Algemene Vakken (PAV).

Medezeggenschapscollege

Schoolraden van scholen in dezelfde scholengemeenschap vormen een medezeggenschapscollege. Hierin zitten vertegenwoordigers van de verschillende schoolraden. Een medezeggenschapscollege overlegt en adviseert de scholengemeenschap over welke studierichtingen elke school het best aanbiedt en hoe begeleiding van leerlingen rond studiekeuze het best verloopt. (zie ook: scholengemeenschap, schoolloopbaanbegeleiding, schoolraad)

Methodeschool

School met een filosofische of ideologische achtergrond. Steiner- en Freinetscholen zijn de meest bekende voorbeelden.

Middenjury

Zie examencommissie.

Participatie

Betekent: ‘actieve deelname’. Leerlingenparticipatie betekent dat leerlingen betrokken worden bij het beleid en de organisatie van de school. Het betekent dat jullie kunnen meedenken, mee praten, mee werken en mee beslissen over alles wat er met jullie en rond jullie op school gebeurt. Het betekent voor de Scholierenkoepel ook dat leerlingen mee mogen denken over hoe het onderwijs van de toekomst eruit ziet.

Onderwijskoepel

Een vereniging die een groep scholen vertegenwoordigt. In Vlaanderen zijn er drie onderwijskoepels: de koepel van de katholieke scholen (Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs), de provinciale scholen (Provinciaal Onderwijs Vlaanderen) en de koepel van stedelijke en gemeentelijke scholen (Onderwijssecretariaat van Steden en Gemeenten). Zo’n onderwijskoepel ondersteunt de scholen, maakt leerplannen op en vertegenwoordigt hen op Vlaams niveau. De vereniging die de scholen van het gemeenschapsonderwijs vertegenwoordigt (het GO!) is geen onderwijskoepel, maar is de inrichtende macht van haar scholen.

Onderwijsvorm

Een groep studierichtingen die algemeen vormend (aso), kunstgericht (kso), technisch- (tso) of beroepsgericht (bso) zijn. Elke studierichting in het gewoon secundair onderwijs behoort tot één van deze vier onderwijsvormen.

Onderwijsnet

In Vlaanderen bestaan er drie onderwijsnetten: het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, het officieel gesubsidieerd onderwijs (provinciale en stedelijke scholen) en het vrij gesubsidieerd onderwijs (katholieke scholen en methodescholen).

Ontwikkelingsdoelen

Zo noemen ze eindtermen in het kleuteronderwijs en in het buitengewoon onderwijs. De school moet een inspanning doen zodat de leerlingen de ontwikkelingsdoelen bereiken. (zie ook eindtermen)

Opleidingsvorm

In het buitengewoon secundair onderwijs bestaan geen onderwijsvormen, maar opleidingsvormen (afhankelijk van de handicap of de leerachterstand van de jongere). Elke vorm heeft eigen doelstellingen en verwachtingen.

Pedagogische begeleidingsdienst

Een afdeling met medewerkers van de onderwijskoepel of de inrichtende macht die de leerkrachten en de schooldirecties helpt om de kwaliteit van hun lesgeven of de werking van hun school te verbeteren. Soms afgekort als pdb. (zie ook: inrichtende macht, onderwijskoepel, onderwijsnet)

Pedagogisch project

De kijk (manier van denken) van de inrichtende macht van de school over onderwijs. Het project staat op papier en bepaalt de studierichtingen, het reglement, de projecten van de school …

Remediëren

Door middel van individueel werken en een gerichte aanpak leerachterstand en problemen bij leerlingen voor een bepaald vak(gebied) verhelpen zodat zij weer goed mee kunnen.

ROK of het OK referentiekader

Het Referentiekader voor OnderwijsKwaliteit zet verwachtingen voor kwaliteitsvol onderwijs uit. Het geldt voor alle onderwijsniveaus en -vormen, met uitzondering van het hoger onderwijs. De onderwijsinspectie gebruikt het ROK om naar scholen te kijken.

Scholengemeenschap

Een vrijwillig samenwerkingsverband tussen scholen van hetzelfde onderwijsniveau (bv. secundair onderwijs).

Scholengroep

Een samenwerkingsverband tussen basis- en secundaire scholen van hetzelfde onderwijsnet. Komt vooral voor binnen het GO! (zie ook onderwijsnet)

Schoolraad

Vergadering op school waar leerlingen, ouders, leerkrachten en buurtbewoners aan deelnemen. De schoolraad geeft advies aan de school over het schoolreglement, lessenroosters, schoolkosten … Enkel leerlingen in het vrij en het officieel gesubsidieerd onderwijs hebben het recht om in de schoolraad te zitten. (zie ook onderwijsnet)

Schoolloopbaanbegeleiding

Scholen helpen leerlingen en ouders keuzes maken over de opleiding door een juiste evaluatie (cijfers) en advies. Studiekeuzebegeleiding maakt deel uit van de schoolloopbaanbegeleiding. Ander woord: oriëntering.

SID-in

Een informatiedag waar je als scholier informatie krijgt over de opleidingen in het hoger onderwijs en de arbeidsmarkt. Deze dagen van het onderwijsministerie zijn er voor scholieren uit het laatste jaar van het secundair.

Slaagcijfer

Het aantal leerlingen in je klas of school, dat geslaagd is voor een toets, een examen of een vak.

Specialisatiejaar

Een extra leerjaar na het zesde jaar bso, kso of tso.

Standpunt

Een mening of een opvatting. Een Scholierenkoepel-standpunt is een korte tekst die de mening van scholieren beschrijft over een gebeurtenis in de onderwijsactualiteit, een idee of uitspraak van de minister of een andere onderwijsbaas.

Schooltoelage

Ander woord voor studiebeurs. Je krijgt geld van het onderwijsministerie om een deel van je schoolkosten te betalen.

Studiegebied

Studierichtingen die nauw met elkaar verwant zijn. Die studierichtingen gebruiken in het bso en tso vaak dezelfde lokalen en machines.

Time-out

Een begeleidingstraject buiten de school voor leerlingen die een moeilijke periode op school doormaken of niet meer gemotiveerd zijn. De redenen voor een time out kunnen heel uiteenlopend zijn: agressiviteit, schoolmoeheid, gebrek aan weerbaarheid (bv. in pestsituaties) … Soms loopt er al een tuchtprocedure en heeft de school geen mogelijkheden meer om de jongere te begeleiden. Via time-out wil men de band tussen de school en de jongere opnieuw herstellen en zo een definitieve uitsluiting voorkomen. Een time out-traject loopt voor een korte of langere tijd. De bedoeling is dat de leerling na dat traject sterker naar school terugkeert en dat de relatie met de school opnieuw beter is.

Uitstroom

Het aantal leerlingen met een diploma dat een studierichting beëindigt.

Vestigingsplaats

De plaats waar een school gelegen (= gevestigd) is. Een school kan een aantal vestigingsplaatsen (adressen) hebben.

Vlor

Vlaamse Onderwijsraad. Een vergadering met vertegenwoordigers van scholen, leerkrachten, ouders, leerlingen, centra voor leerlingenbegeleiding en maatschappelijke organisaties (vertegenwoordigen kansarmen, gezinnen, minderheden, werkgevers …). De Vlor adviseert de minister van onderwijs over zijn plannen of brengt zelf aan wat er anders en beter kan aan het onderwijs in Vlaanderen. De Scholierenkoepel is lid van de Vlor.

Watervaleffect

Ouders en leerlingen kiezen vaak eerst voor de moeilijkste studierichting en denken “als het te zwaar is, kan je toch nog altijd afzakken”. Zo kiezen leerlingen voor het aso en als dat niet lukt, gaan ze over naar het tso. Sommigen komen later nog in het bso terecht. Het watervalsysteem demotiveert leerlingen en kan voorkomen worden door een betere studiekeuzebegeleiding.

Zedenleer

Een vak voor leerlingen die geen godsdienst volgen.

ANDERE INTERESSANTE WOORDEN

Correlatie

Een verband tussen 2 of meerdere zaken.

Deficit

‘Deficit’ betekent letterlijk ‘gebrek’ of ‘tekort’. Als het in onderwijs gaat over leerlingen met bv. een taaldeficit dan bedoelt men dat die leerlingen een taalachterstand hebben. Dat deficit probeert de school dan weg te werken door begeleiding op maat.

Soms wordt het onderwijs ook verweten te veel aan deficitdenken te doen. Men bedoelt dan dat het niet goed is dat het onderwijs steeds vertrekt van wat leerlingen niet kunnen in plaats van meer aandacht te geven aan waar ze wel goed in zijn.

Geledingen

Dit gaat over de leden van bv. een vergadering. Al de leden van een vergadering zijn gelijkwaardig en vertegenwoordigen een groep.

Legislatuur

Dit is de ‘zittingstijd van de wetgevende macht’. Of de tijd dat het verkozen parlement de wetgeving vormgeeft. Het verwijst ook naar de regeerperiode, de tijd dat een bepaalde minister de beslissingen van de wetgevende macht uitvoert. De zittingstijd van de minister en het parlement lopen gelijk.

Taalheterogeniteit

In een taalheterogene groep hebben de verschillende mensen een andere taalachtergrond (spreken of kennen ze verschillende talen) en/of hebben ze een ander niveau van taalvaardigheid.

Segregatie

Dit woord betekent letterlijk ‘scheiding’. Het gaat over een groep die afgezonderd wordt of zichzelf afzondert van een andere groep. Dat kan op basis van veel verschillende zaken. Vaak wordt er binnen onderwijs van segregatie gesproken als er een onderscheid gemaakt wordt tussen mensen omdat ze bijvoorbeeld een andere religie of afkomst hebben. Deze groep mensen die ‘anders’ is, wordt door de ‘meerderheid’ anders bekeken en soms zelfs uitgesloten. Soms gebeurt het ook dat deze groep mensen mekaar zelf opzoekt en zich wat afzondert van anderen.

Geschreven door
Rob
op